Hall of Famers Historie Vrouwenijshockey Kampioenen

De begin­jaren (1938−1950) De Ned­er­landse IJshock­ey Bond (NIJB) is opgericht in 1934. In de begin­jaren waren drie ijshock­ey­clubs actief: de Ams­ter­damse IJshock­ey­club (A.IJ.H.C.), de Haagse Hock­ey en IJshock­ey­club (H.H.IJ.C.) en de Tilburgse IJss­port­club (T.IJ.S.C.). Amsterdam beschikt sinds 1934 over een openlucht kunstijsbaan. In 1937 heeft Den Haag de primeur met de Haagse overdekte kunstijsbaan (Hokij). De hoofdstad kon niet achterblijven - vanaf 1940 ligt er een ijsvloer in de Apollohal. Tilburg krijgt in 1938 zijn eerste openlucht ijsbaan. In de periode tot aan de tweede wereldoorlog spelen de clubs tegen elkaar en tegen buitenlandse teams. In 1938 en 1939 strijden A.IJ.H.C., H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. om de Nestor Cup: H.H.IJ.C. wint het eerste jaar, het tweede jaar gaat de beker naar A.IJ.H.C. Internationaal spelen A.IJ.H.C. en H.H.IJ.C. om de Lippens Cup, de voorloper van de West-Europacup en de Cup International. De annalen van de NIJB vermelden in het seizoen 1945-1946 H.H.IJ.C. als eerste kampioen van Nederland. Er zijn echter bronnen die dat kampioenschap als officieus betitelen. Net als voor de oorlog zou ook in het eerste naoorlogse seizoen in Amsterdam, Den Haag en Tilburg slechts om de Nestor Cup zijn gespeeld. Het predikaat kampioen van Nederland zou de cupwinnaar later hebben meegekregen. Dat roept echter direct de vraag op waarom dat dan ook niet is gebeurd met de eerdere winnaars van de Nestor Cup. Het antwoord op die vraag ligt mogelijk besloten in het feit dat één van hen - A.IJ.H.C. - een dubieus oorlogsverleden heeft. Het waren de Canadese bevrijders die ervoor hadden gezorgd dat de ijsmachines in Amsterdam, Den Haag en Tilburg weer snel op volle toeren draaiden. Teams van Canadese eenheden uit België, Duitsland, Frankrijk komen hier naartoe en spelen wedstrijden tegen elkaar en tegen teams van Canadezen die in ons land zijn gelegeerd. Nederlanders als Dick Benjamins, Piet van Heeswijk, Felix de Jong, Co Klotz, Joop van Os, Toon van Rijswijk, Jan Suurbeek, Kappie Taconis en Frans Vaal doen zo nu en dan mee als gastspeler bij één van de legerteams. Nadat de meeste Canadezen weer naar huis zijn, spelen H.H.IJ.C., T.IJ.S.C. en het Amsterdamse IJsvogels - in de oorlog opgericht vanwege de Nazi-sympathieën van een aantal prominente A.IJ.H.C.'ers - in het seizoen 1946-1947 een dubbele competitie. Nadat de zes wedstrijden zijn gespeeld staan H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. ieder met op zes punten op een gedeelde eerste plaats. Een beslissingswedstrijd moet uitkomst bieden. Na wat gesteggel over en weer, wordt op een gegeven moment in Tilburg een speeldatum vastgesteld. H.H.IJ.C. komt echter niet opdagen. Aanvankelijk beslist het bondsbestuur dat beide clubs kampioen van Nederland zijn. Jaren later wordt T.IJ.S.C. alsnog tot enige kampioen van het seizoen 1946-1947 uitgeroepen. Het volgende seizoen neemt H.H.IJ.C. sportief revanche. De Hagenaars worden kampioen van Nederland en winnen tevens de prestigieuze West-Europacup. Teams uit Brussel, Düsseldorf, Dortmund, Keulen, Krefeld, Luik en Parijs waren daarbij de tegenstanders. H.H.IJ.C. zal dat huzarenstukje overigens nog twee keer herhalen: in 1950 en in 1955. Het seizoen 1948-1949 wordt geen competitie gespeeld. Het seizoen daarop pakt IJsvogels de voorlopig laatste vaderlandse titel. In 1950 verdwijnt de ijsvloer uit de Amsterdamse Apollohal en in 1951 wordt de (openlucht) kunstijsbaan in de Tilburgse Elzenstraat gesloten. De Hokij is de enige ijsbaan die openblijft.